Godfried Jan Arnold Bomans is geboren in Den Haag op 2 maart 1913. Hij
is het vierde kind van vader Johannes Bomans en moeder Arnoldina Reynart. Na
Godfried worden er nog drie kinderen geboren. Het is een katholieke familie,
dat verhuist een half jaar na Godfried geboren is naar Haarlem, dat werd
Bomans’ meest geliefde thuis. Godfried krijgt een strenge opvoeding, daarover
schrijft hij "Het voordeel van een Spartaanse en gevoelsarme opvoeding is
dat alles later meevalt en steeds feestelijker wordt, maar het nadeel is ook
niet mis. Je houdt je hele leven de trekken van een jongetje dat lief gevonden
wil worden". Zijn afstandelijke en strenge opvoeding bepaalt mede zijn
ontwikkeling.
In 1937 maakte Bomans naam met zijn debuut ‘De memoires of
gedenkschriften van Mr. Pieter Bas’. Godfried Bomans was na de Tweede
Wereldoorlog tot aan zijn dood een buitengewoon populaire schrijver. Zijn boeken
werden vaak herdrukt en haalden hoge aantallen bij elke druk gemaakte
exemplaren. Hij schreef onder andere ‘Erik of het klein insectenboek’ en ‘De
avonturen van Pa Pinkelman’. Godfried werd ook bekend als schrijver van
sprookjes. Hij was één van de weinige Nederlandse schrijvers die zich na de
oorlog aan dit genre wijdde. Godfried Bomans populariteit dankte vooral aan
zijn hilarische optredens voor de nog jonge Nederlandse televisie. Daardoor
werd hij één van de eerste bekende Nederlanders.
Godfried Bomans zei in 1940 "Wij zijn alle ballingen, levend binnen
de lijsten van een vreemd schilderij. Wie dit weet, leeft groot. De overige
zijn insecten." Een jaar later kwam het boek “Erik of het klein
insectenboek” uit.
Hij is gestorven in Bloemendaal tijdens de nacht van 22 december 1971.
Hij was een Nederlandse schrijver, columnist en mediapersoonlijkheid. Na zijn
dood kennen veel Nederlanders hem nog steeds. Toen Godfried stierf, hadden mensen het
gevoel dat ze een huisvriend hadden verloren.
Bronnen:
Lofrede door Saskia Maas:
- Over het boek:
o Het boek begint wanneer Erik in bed ligt en niet durft te gaan slapen. Als Erik zicht een keer om draait valt hij ongemerkt in slaap.
§ Ik vind dat dit op een hele leuke manier word verteld. De overgang wordt hier niet in verduidelijkt zo dat het lijkt als of het in het echte leven gebeurd in plaats van een droom van hem.
o Erik beleeft grappige, aparte en droevige dingen mee in zijn droom
§ Ik vind dat dit goed word afgewisseld omdat het ene moment is bijvoorbeeld de worm in de knoop, en het volgende moment is het in stukjes gescheurd.
- Over de schrijver:
§ Ik heb veel respect voor Godfried Bomans dat hij zoveel boeken kan schrijven. Ik kan nooit van één soort boek afwijken.
o Godfried Bomans is zo bekent geworden, dat na zijn dood veel boeken een extra druk kregen.
§ Ik vind het knap dat hij zolang bekend blijft in Nederland.
Keuzeopdracht
C:
14
Erik vindt een
nieuw dier
en wil hem helpen,
maar het dier zelf
wil niet geholpen worden.
Maar net voor de
kleine Erik het schilderij wil uit lopen, ziet hij een beest in nood. Dat beest
lag op de grond en schreeuwde het uit van pijn. Toen Erik dichter bij kwam en
tegen hem begon te praten, kwam Erik niet boven het geschreeuw uit. Toen hij
een harde kreet gaf was de soort aap, die zo groot is als een kikker, stil.
Erik vroeg “Wat is
er gebeurd?”.
Waar op het beest,
met lange armen en benen die voorzien zijn van handen en voeten met vliezen, zei
“Ik ben gevallen toen ik van die tak” hij wees het takje aan die hij bedoelde
niet zo ver weg van die plek, “naar deze tak,” hij keek naar het afgebroken
stokje naast hem “maar die brak af en nu is mijn angel gebroken, tenminste dat
denk ik.” en hij begon weer met huilen.
Maar nu wist Erik
wat hij moest doen, dus schreeuwde Erik uit volle borst “Stil!!!”. De groen
gevlekte, gladde huid van hem was weer stil en Erik kon weer praten. Hij vroeg
“Ik ben Erik Pinksterblom. En hoe heet u, als ik dat vragen mag?” Erik wilde
eigenlijk vragen wat bent u, maar dat is niet zo netjes, dus slikte hij zijn
woorden in.
Het was even stil
en de brede kaak met vlijm scherpe tanden zei “Ik ben Clabbertienerus, maar ze
noemen mij altijd Tienerreus, omdat niemand zo groot is als ik dat ben. Ik ben
twee keer de lengte van de grootste in onze kolonie de Clabbert.”
Erik was even stil
en zei na een minuut “Mag ik even naar uw angel kijken?”
Clabbertienerus
knikte in stemmend en Erik liep om hem heen naar de angel.
Erik merkte op dat
een Clabbert ook kieuwen heeft naast een mond en op de kop zitten twee kleine
horentjes. Erik verwachtte dat dit insect met die lange armen waarschijnlijk makkelijk
van grasspriet naar grasspriet slingeren, maar hij zou ook heel snel er mee
kunnen zwemmen. Hij heeft een enorme angel in de plaats daar van een staart.
Toen hij bij de
angel was bekeek hij het en raakte hem zachtjes aan, maar Clabbertienerus
schreeuwde het uit en riep “Hij is zeker gebroken!”. Clabbertienerus stond op
en liep langzaam weg. Erik wilde met hem mee lopen maar de Clabbert keek met
een vernietigende blik naar hem en liep verder. Dus liep Erik naar het schilderij
en sprong en door heen.